Lieve mensen,

Rupsje nooitgenoeg 8 februariop deze zogenaamde onstuimige maandag, door de weerdiensten gekroond met een code geel, zie ik dat het zonnetje rustig schijnt boven het Lopikse land. Het kan vanmiddag natuurlijk nog wel wat gekker worden, maar voorlopig valt het mee. Ik heb minder met al die waarschuwingen. Bewust of onbewust houden mensen er rekening mee of stellen er zelfs een activiteit voor uit. In het zuiden van het land zijn de carnavalsoptochten afgeblazen. Wel een mooie woordspeling in dit verband. Het zou een raar gezicht zijn, een ‘kar-na-val’ op carnaval. Maar goed woensdag begint de vastentijd. Het is al vroeg dit jaar dat we ons gaan voorbereiden op het feest van pasen. Veertig dagen te gaan. Wie gaat er vasten? We zijn dat niet zo gewend in onze traditie. Wellicht goed om iets te laten staan of na te laten. Ik neem me voor om in de ‘goede week’ voor Pasen bescheiden deel te nemen aan de vasten. Later zal ik daar wel eens iets meer over schrijven.

Voorlopig leven we nog aan het begin van de zogenaamde sprokkelmaand. Ik dacht dat dit te maken had met het feit dat er voor de laatste koude maand nog hout gesprokkeld moest worden. Dit blijkt een sprookje. De naam sprokkelmaand komt waarschijnlijk van ‘sporckelen’. Dit is een oud woord voor springen. Dat kan goed kloppen want eens in de vier jaar verspringt de kalender. Er is dan een extra dag om te voorkomen dat de kalenderjaren teveel gaan afwijken van het tropisch jaar. We hebben dan een extra dag en dat is 29 februari. Het jaar telt dan 366 dagen in plaats van 365 dagen. Zo’n jaar met een extra dag noemen we vervolgens een schrikkeljaar en die extra dag heet dan ‘schrikkeldag’. Het komt alleen voor in de jaren die deelbaar zijn door 4, met uitzondering van de eeuwjaren. Dezen hebben enkel een schrikkeldag als ze deelbaar zijn door 400. Zo was het jaar 2000 een schrikkeljaar. Nou zeg, een heel verhaal. Maar het is wel mooi om een extra dag te hebben. Vroeger op school hebben ze mij wijsgemaakt dat op die dag de meisjes de jongens om verkering mochten vragen. Dit was namelijk niet gebruikelijk. De jongens vroegen de meisjes om verkering. Zo waren de gebruiken, maar op de negenentwintigste van de sprokkelmaand mocht het anders. Vergeefs wachtte ik vele schrikkeldagen lang, ha, ha.

Op verzoek schrijf ik nog iets over rupsje nooitgenoeg. Gisteren las ik bij de leefregel over deze bijzondere rups. Er zijn vele vervelende dieren die ziekten kunnen overdragen of gewoon lastig zijn. Rupsje nooitgenoeg verslindt ook zijn duizenden. Hij vreet aan ieder mens. Doe ik het wel goed genoeg? Besteed ik genoeg tijd aan mijn familie? Heb ik boodschappen genoeg? Is mijn auto schoon genoeg? Vindt iedereen mij wel aardig? Ben ik wel mooi genoeg? Ben ik genoeg met mijn geloof bezig? Wat kan het rupsje nooitgenoeg je kwellen. Het ene moment is nog niet voorbij, of het andere dient zich aan. De ene verjaardag is net achter de rug, en floep, daar verschijnt in je overvolle mailbox de volgende uitnodiging alweer. En je moet het allemaal kunnen van jezelf. Hoe stil je de honger van het rupsje nooitgenoeg? Eigenlijk heel simpel: sluit ‘m op en geef ‘m een tijdlang geen voedsel meer. Jij bent de baas!

Ik sluit graag af met een spreuk uit mijn bureaukalender. Ik kon het niet nalaten om even te kijken bij de spreuk voor de schrikkeldag en daar staat: De maatschappij heeft speciale dagen ingesteld voor het geven van geschenken, maar het zijn vaak de kleine onverwachte geschenken die het meest betekenen.

Hartelijke groet ds. Wouter