Ik ben eigenlijk een planner. Het liefst ver vooruit. Want wanneer iets vaststaat geeft dat zekerheid en je kan er weer verder omheen plannen. In mijn situatie nu lukt dat erg moeilijk. Ik probeer het steeds weer, maar als het dan onverhoopt anders loopt, frustreert het mij en doet het me geen goed. Ik moet dan mensen teleurstellen en daar houd ik niet zo van. Zo had ik een planning gemaakt op basis van een kuur eenmaal in de drie weken. Helaas was een bepaalde waarde in het bloed al opgelopen. Nu ben ik weer teruggefloten en moet me weer inpassen in het oude programma van eenmaal in de twee weken een kuur. Geen ramp, maar wel vervelend. De tussenliggende tijd is korter en de dagen dat ik me echt super fit voel zijn dan duidelijk minder. Toch wil ik niet klagen. Ik ben er nog en mag nog het een en ander doen en genieten. Bovendien is zes deelbaar door twee en door drie. Dus niet alles loopt in de war, maar toch geeft het onzekerheid. Het leven kan zomaar weer anders zijn.

Van donderdag tot zaterdagmorgen was ik weer in de kliniek. Ik heb er zeker geen hekel. Ondertussen voel ik me verbonden met veel mensen daar en ik ben er van overtuigd dat je overal jezelf kan zijn en ook van betekenis kan zijn. Dan maakt het niet alles uit of je een rot ziekte hebt of niet. De ziekte brengt mij dichter bij mijn bronnen en bij mijzelf. Ik leer erdoor ook te zien wat van waarde is en geniet van mijn gezin. Tijdens de laatste opname was het warm, maar we konden in de schaduwrijke tuin zitten. Een van mijn medepatienten is hovenier en had een groot aantal bloeiende planten meegenomen. Hij genoot ervan om ze te poten, om het onkruid te wieden en in de avond te sproeien. Soms is het net een film. Ieder doet iets waar hij of zij goed in is. Voor mij is dat vooral luisteren en aandacht hebben voor een ander. Dat geeft mij voldoening. Toch schrok ik de laatste keer behoorlijk. Een nog jonge vrouw met wie ik de vorige keer een poos had zitten praten in de tuin, was overleden. Het raakte me. Ik had het toen niet zien aankomen. Zomaar weg. De herinneringen blijven en haar bijzondere stem zit nog even in mijn hoofd.

Gisteren hoorde ik nog een mooie gedachte over het volk Israël in de woestijn. Het werd een lange weg door de hitte en een hele uitdaging om met zoveel mensen te reizen door een dorre en oneindige vlakte. In de overdenking die ik daarover hoorde ging het vooral over het aanpassen van het dagelijks leven. Niets was meer zoals daarvoor. Ze moesten zich in de woestijn oefenen en leven bij de dag. Uit de hemel ontvingen ze manna (een soort brood). Ze ontvingen voor elke dag genoeg en mochten niet meer oprapen dan ze nodig hadden voor één dag. Wanneer ze toch voor de zekerheid manna bewaarden voor de volgende dag, stonk het de kruik uit. Het is een oefening om te leven bij de dag en te vertrouwen dat God ook morgen weer zorgt.

Maar die tocht door de woestijn is ook een voorbereiding op de overzijde. Het volk is immers op weg naar het beloofde land. Het oude moet achterblijven en ze mogen uitzien naar het nieuwe land. Eenmaal heeft Jezus zelf brood in zijn handen genomen en gebroken. Hij identificeerde zich toen met het brood. Dit brood wordt gebroken, zo zei Hij, maar het is ook de weg van het nieuwe leven, de weg naar God.

Aanstaande zondag 5 juli mag ik voorgaan in de morgendienst. Er zullen twee kinderen het teken van de heilige Doop ontvangen. Ik zie er ontzettend naar uit en verwacht een bemoedigende dienst. Het thema heb ik onlangs met de doopouders al vastgesteld: God zorgt!  En zo is het maar net. Je moet het wel willen zien.

Ik sluit af met een gebed

Vader vol liefde, eindelijk ben ik stil.

Ik volg U naar de plaats waar ik U ontmoeten mag.

Ik drink de wijn, uw bloed; ik proef het brood, uw lichaam.

Er is geen oordeel meer.

U schenkt mij genade.

Fijne week gewenst.

Ds. Wouter