In de MRI

Ik zit aan mijn ontbijt, of zoals ze hier zeggen Frühstück. De schoonmaakster komt binnen we groeten elkaar gepast. Een halve boterham verder is ze vertrokken.  Alles Klar, zegt ze nog.

Ja, ik ben nog in de kliniek. De uitslag van de CT-scan was minder gunstig. Woensdag werd nog een MRI-scan gemaakt. Deze gaf de bevestiging. Nu gestart met een andere chemotherapie. Deze loopt in 48 uur in.  Als ik het zo schrijf is het snel gezegd en gelezen, maar dat is wel een eind hoor.  Wanneer het goed verloopt, ga ik zondag naar huis en mag dan drie weken thuis blijven.
In de lange buis van de MRI-scan vroeg ik me af hoe het zou gaan en zal voelen om te sterven. Hoe kom je daar achter? Ik zie vele gezichten voor me van mensen die me zijn voorgegaan, zoals dat netjes heet. Eerst onze ouders.  Wat hebben ze gezegd? Hoe stond hun gezicht? Angstig, of was er rust? En dan al die mensen jong en oud uit de gemeenten die ik mocht en mag dienen en daarbuiten! En wat heeft me dat allemaal te zeggen wanneer het zover is. En dan niet te vergeten de geruststellende woorden uit de heilige Schrift! Kunnen ze me als het erop aankomt ook werkelijk troosten en rust geven? Dan nog blijft de vraag: hoe zal het voelen.  Glijd je ‘gewoon’ weg zoals in een rustige slaap na een drukke dag? Of is er verzet en onrust?
 Ik hoop dat het nog een poos weg is, maar in zo’n smalle schacht van de MRI overvalt me dit soort mijmeringen. De zuster wiens stem ik steeds weer hoorde door de koptelefoon met commando’s als ‘Ausatmen’ en ‘nicht mehr Atmen’, vertelde dat het erop zat. Langzaam kwam ik terug in de werkelijkheid of kwam ik nu net terug uit de werkelijkheid?
Ondertussen lees ik wat. In een boek van T. Halík werd ik opnieuw gewezen op een mooie gedachte van Luther over de aanwezigheid van God. Hij heeft prachtige woorden geschreven over God, die sub contrario verschijnt. Daarmee bedoelt Luther dat Hij verschijnt in paradoxen. Die zijn kracht in zwakheid verbergt, zijn licht in het duister en zijn schoonheid in lelijkheid. Zo ervaar ik het ook. God is altijd anders dan ik denk. Groter ook en verrassend. Kan ik God, God laten zijn? Of wil ik Hem liever behapbaar en zoals mij het beste schikt. Dat is een grote verleiding en niet makkelijk te weerstaan.
Deze paradoxen, zo dacht ik, vinden we ook in de Zaligsprekingen van Jezus zoals aan ons overgeleverd in de Bergrede. Ik besluit graag met deze woorden.
Gelukkig die arm van geest zijn, want hun behoort het koninkrijk der hemelen.  
Gelukkig die verdriet hebben, want zij zullen getroost worden.
Gelukkig die zachtmoedig zijn, want zij zullen het land beërven.  
Gelukkig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Gelukkig die barmhartig zijn, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Gelukkig die zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.
Gelukkig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.  
Ik wens u en jou alle goeds en liefde.
Ds. Wouter